traducciones-stefaan.jpg

Stefaan van den Bremt


Stefaan van den Bremt
Poemas
Traducción del neerlandés de Stefaan van den Bremt y Marco Antonio Campos

Terug naar A
M.S. indachtig

En op een dag kwam er een man
met in zijn mars mijn moerstaal,
nam me de woorden uit de mond
en blies ze een bestemming in.

Waar willen sinds die dag
in versvoetige telgang,
in strakke aftelgang,
zij stapvoets naar toe?

Daar kwam al een ander man,
de voerman van de voertaal
lei me in de mond zijn woorden –
zijn woorden smaakten zo slee.

Zijn zweep klapte voor twee.
Twee aan twee, in het gelid,
en te stom om nog te vragen
of iemands oren hen geloven,

of iemands ogen hen ontzien
op de weg van hot naar haar, 
van de scheve belevenis
naar een schotse betekenis.

En op een dag ging die man
met in zijn mars mijn moerstaal
de weg die ook de woorden gaan,
de lange weg terug naar A.


Camino de vuelta
Pensando en M.S.


Y hubo un día que vino un hombre
que en su haber tenía mi lengua,
que quitaba palabras de mi boca
y les determinaba un destino.

¿Desde ese día, a dónde quieren
ir amblando las palabras,
contando los pies del verso,
al paso de ambladura?

Luego vino otro hombre,
el que guiaba la lengua común,
me puso en boca sus palabras 
que me dejaban un sabor áspero.

Golpeaba su látigo por dos.
¡De dos en dos, y en fila!
Palabras de necio que no preguntan
si las creen los oídos,

si en ellas reparan los ojos
en el camino de aquí para allá,
de la experiencia oblicua
a un sentido retorcido.

Y un día se fue aquel hombre
que en su haber tenía mi lengua,
por el camino de las palabras,    
el largo camino de vuelta a A.



Van dingen die daar zijn
(bij schilderijen van Bruno Van Dijck)


1

Van dingen die stilstaan,
waar men aan voorbijgaat.

Van dingen die daar zijn
waar men niet bij kan.

Ze geven te denken,
ze nemen de wijk

– niet kijken! niet kijken! –
van oog naar verdwijnpunt.

Van dingen van niets,
al haast zonder schaduw,

naar verten die rijzen
als deeg van de leegte.


2

Een schutkleurige fles
met een blauwe dop

tegen gebroken wit
dat niet helen wil.

Eenzelvig, of geenzelvig?
Een fles, schutkleur erin

en wat flauw licht daarop
en een pandje schaduw.

Iets flets vol achterwand,
met een dopje hemel

en een sleepje grond.


De cosas que están allí
(sobre pinturas de Bruno Van Dijck)


1

De cosas inamovibles
que hacemos a un lado.

De cosas que allí están
fuera de nuestro alcance.

Dejan que pensar
y luego huyen

–¡no miren! ¡no miren!–
del ojo al punto de fuga.

De cosas insignificantes,
que no tienen casi sombra,

a lejanías que se alzan
como amasijo del vacío.


2

Una botella que camufla el color,
con un tapón azul,

contra un blanco color roto,
irreparablemente.

¿Intratable, no retratable? 
Una botella, su camuflaje dentro,

donde cae una luz tenue,
y con un hilo de sombra.

Algo deslucido pleno de fondo,
con un tapón de cielo

y una estela de tierra.



3

Een bus met een deksel,
zo dicht als een pot.

Een hoekige koker
die sluit als een bus.

Wat uit de bus komt
trekt er vanonder.

Vanonder het deksel
dat slijt als een bus.

4

Het staat zwart op wit,
vaalzwart op vuil wit.

Het staat als een letter-
teken, maar vetter.

Het staat als een huis,
een kaartenhuis.

Het staat als geschreven
nog na te beven.

Het staat, pas geschilderd,
verweesd, verwilderd.


3

Un bote con tapadera,
más cerrado que ostra.

Un estuche cuadrado,
hermético.

Lo que descubres
se te escapa.

Al destaparse
queda el desgaste.


4

Está allí, negro sobre blanco,
negro pálido sobre blanco sucio.

Está escrito como una letra,
un carácter en negrita.

Está, inasequible,
como un castillo de naipes.

Está allí como escrito
y tiembla todavía.

Está, recién pintado,
sin defensa, desamparado.



5

Is dit het zien wel waard?
Het staat te bezien.

De pottenkijker kijkt
en kijkt, en ziet een pot.

Een potje lichtbezinksel
met een bestorven glans.

Welk penseel licht de staar?
En welke loze schilder

houdt dit potje gedekt?


5

¿Vale la pena contemplarlo?
Eso está por verse.

El fisgón allí mira
y mira, y mira un bote. 

Un bote con posos de luz
con un brillo extinguido.

¿Qué pincel quitará la catarata?
Y ¿qué pintor astuto

se mantiene a cubierto?



6

Nog bloeit de kamerplant
op het netvlies na, roest-
rood op diepgroen. Zolang
één oog, toe, kan kijken,
blijft zij azalea.


7

Nog kleurt de iris
een azalea, wat oud
roest op oogwit. Opdat
de schilder schildere,
de pupil achterna.


8

Stil staat een potplantje
op het hoornvlies, roest
vast en bevriest, vergeet,
vergeet dat het vergaat.


9

Gedenk dat je van aarde bent,
eruit getuind, van bladaarde,
en in een binnenskamers licht
tot potgrond weer zult keren.


6

Aún florece la planta de casa
en la retina, roja color de óxido
sobre un verde profundo. Mientras
un solo ojo, cerrado, pueda retenerla,
se queda como azalea.


7

Aún el iris colorea
la azalea: una grana
herrumbrosa en el blanco del ojo.
Para que pinte el pintor
lo que anticipa su pupila.


8

Quieta una planta de casa
en la córnea; su color rojo
se congela, olvida,
olvida que pasa.


9

Recuerda que estás hecha de tierra
sacada del huerto, de su mantillo,     
y que en una luz de puertas adentro
te convertirás en humus.



10

Vergeet, vergeet dat oude groen,
vergeet elk blad en hoe het nerfde,
gedenk de grond, verlies de bloem,
onthoud alleen de wortel.


11

Rijs uit de pot van steen
die tot de aarde weer zal keren,
en kleed in lucht, en kneed in licht
wat in je wortel schemert.


10

Olvida, olvida ese verde viejo,
olvida cada hoja y su nervadura,
recuerda la tierra, pierde la flor,
acuérdate sólo de la raíz.


11

Levántate del tiesto de barro
que volverá a ser tierra,
y viste con aire, modela en luz
lo que en tu raíz amanece.


{moscomment}